Hirlap. Ja, dat is een woord. In tegenstelling tot wat je zou vermoeden, geen scheldwoord. Als een verlaagd Golfje met geblindeerde glazen en dreunende bassen je de weg afsnijdt, kan je niet roepen: “Vuile, gore, tyfus hirlap!” Althans, het kan wel maar houd er dan rekening mee dat Hongaren hun wenkbrauwen verbaasd zullen optrekken. Hirlap betekent krant en is een voorbeeld van de prioriteiten die mijn geheugen volstrekt eigenstandig maar niet zonder gevoel voor humor lijkt te stellen.

We lachen vrolijk met bezonnebrilde hoofden boven de beukenhaag uit, delen rake observaties over de kinderen en vragen discreet naar elkaars vlakschuurmachine of kruiskopschroevendraaier. Beter een goede buur dan een verre vriend. Toch sluip ik geregeld door de tuin als een mislukte Winnetoe in de hoop onopgemerkt naar werk, winkel of wat ook te ontsnappen. Niet omdat ik de buren niet mag. Maar dan galmt er een pesterig stemmetje in mijn hoofd. Je hebt het weer vergeten, hè? De buurvrouw, hoe heet ze dan, nou?

Computers hebben een eigen wil. Dat is zo omdat ze zijn gemaakt door mensen met een eigen wil. Daar komen geen emotieloze, logisch werkende apparaten uit voort. Maar onvoorspelbare, nerveuze gedrochten. Dat merk je het beste als er iets mis gaat. De kantoormuizen onder ons moeten dit herkennen. Geërgerd bel je 666, door een speling van het lot (?) het nummer van de helpdesk. “Ja hallo, hij vraagt steeds om een password en dan scheidt hij er helemaal mee uit.” Antwoord: “Hij kan dan je Profile niet vinden”. Een eigen wil.

Zo is het ook met mijn geheugen, misschien wel met het menselijke geheugen in het algemeen. De Grote Programmeur moet het geheugen in elkaar gehackt hebben vlak nadat hij de paddo’s had afgerond. Over de grond rollend van het lachen gaf hij ons een geheugen mee met een formidabel vermogen maar ook met een hilarisch besturingssysteem. Bill Gates is er niks bij.

Onze woonkamer staat vol met boeken. Sommige wisten me te betoveren en mee te voeren naar volslagen nieuwe of schrikbarend bekende werelden. Vanaf de bank zie ik de titels en voel ik hoe mijn gedachten dagen en nachten achtereen in een heerlijke gijzeling verkeerden. Maar vraag me niet waar het over ging. Zelfs van een uitgekauwde, doorgeslikte, uitgespogen klassieker als De Aanslag waarvan ik de verfilming minstens vijf keer gezien moet hebben, kan ik me niet eens herinneren of de hoofdrolspeler een man of een vrouw was.

In ruil daarvoor herinner ik me: “Wood carving is a nice hobby for winter evenings” en “The fox is a cunning animal.” En dat is geen geheime code om te praten over beleggingen in clusterbommen maar komt uit Wordcraft. Een studieboek van de middelbare school, vol zinnetjes met steeds één woord in rood. Je kreeg er een rood doorschijnend velletje bij waardoor je de rode woorden niet kon lezen. En dan maar stampen. Voor mijn werk spreek ik dagelijks Engels en nog nooit heb ik hoeven vertrouwen op de zorgvuldig aangelegde noodvoorraad woorden, waaronder “wood carving” en “cunning”.

Griezelig. Wat betekent zo’n geheugen voor de manier waarop ik de werkelijkheid beleef? Het bepaalt wat ik denk, vind en doe. Nu is mijn rol in de arena die wereld heet, laten we zeggen op z’n minst bescheiden. (Ik wil niet zeggen nihil want anders wandelen ik en mijn geheugen nog verder het existentiële moeras is.) Maar misschien is Bush ook voortdurend aan het piekeren over een naam, bijvoorbeeld van die ene, gemene man met die baard. Terwijl baardmans in kwestie op zoek is naar het gouden moment dat hij eindelijk “wood carving” en “cunning” op een natuurlijke manier in een van zijn videoclips kan gebruiken.

In mijn hoofd heb ik survival-technisch de boel op orde. Ik houd het stuur recht of krom als de weg recht of krom is en ik weet de benen afwisselend te spreiden en te sluiten zodra het lichaam in contact treedt met grote hoeveelheden water. Maar verder ben ik opgescheept met een geheugen vol onsamenhangende feiten, situaties en gevoelens. Bestaat de werkelijkheid wel? Ik kan het je niet zeggen en misschien is het de verkeerde vraag. Is het belangrijk om te weten of de werkelijkheid bestaat? Met mijn hilarische geheugen houd ik het nog wel even vol.

En voor de pijnlijke lacunes heb ik sinds kort een trucje bedacht: een feilloos werkende, externe geheugenmodule. Hij heet Tibor en is drie jaar. Voordat we naar een feestje gaan nemen we gewoon alles even door. “En hoe heet de moeder van Wout ook alweer?” “Harriette”, dreunt het mannetje op. Heel handig. Het zal echter niet lang duren voordat de geheugenmodule ook zijn eigen pad gaat kiezen. Toen we een vakantiefoto van een door ons bezocht restaurant bekeken, vroeg ik hem of hij nog wist wat we hadden gegeten. Verheugd keek hij me aan: “Ze hadden daar draaistoelen!”