Een kwartier te laat, mooi. We stappen we het schoolgebouw binnen en gaan op zoek naar het lokaal. In mijn ooghoeken zie ik een conciërge opspringen en achter ons aansluipen. Bij de kantine wijst Remko een broodje aan: “Moet je betalen? Da’s niet goed.” De vrouw achter de toonbank is te verbluft om te antwoorden. We lopen door. Overal staan leerlingen en leraren stil en gapen ons met open mond aan.

We hebben onze baarden laten staan en er vanochtend her en der wat happen uit geschoren. Onze haren pieken omhoog alsof we onze vingers in het stopcontact hebben gestoken. Remko ziet eruit als een verboden liefde tussen een hondsdolle vleermuis en Zorro. Ik ben meer van de afvalscheidingsmode. Te kleine Afghaanse bloemenjas van mijn moeder, modderige broek en aftandse legerkisten met touw in plaats van veters.

Net als de conciërge op ons toeloopt, verschijnt Marco. “Die horen bij mij. Een interview voor mijn spreekbeurt maatschappijleer.” En hij sleurt ons snel een lokaal in.

Twintig schreeuwende leerlingen zijn op slag muisstil. Als we naar voren lopen, hoor ik mijn hartslag. Nu is er geen weg terug. Aangezien ook de leraar versteend blijft staan, begint Marco bij het afgesproken begin. “Mijn spreekbeurt gaat dus over anarchisme. Dit zijn Tim en Remko, ze zijn anarchist. Tim, wat betekent het eigenlijk om anarchist te zijn?”

Mijn Koos-Koets-stem galmt door het lokaal: “Als mensen geboren worden, zijn ze goed. Tabula rasa! Het zijn regels en wetten die ons verzieken. In ons kraakpand Mongobongo is net een baby geboren: Jom. Jom is goed. We weten niet zeker wie de vader is. We delen alles, weet je.” Remko haalt een pak melk tevoorschijn. “Het is niet goed dat je hiervoor moet betalen, weet je. Iemand melk?” Stilte. Dan drinkt hij het pak in één teug leeg. “Goed!”

De leerlingen zuigen gulzig ons toneelstukje naar binnen. Dit gaat volgens plan. Ik loop op een willekeurige jongen af: “Ben jij de leraar?” Nog voor er iemand wat kan zeggen gaat Marco verder. Hij vuurt vragen op ons af en om beurten kakelen Remko en ik met onze koffieshopstemmen dat als iedereen maar net als Jom zou zijn het allemaal goed zou komen.

Als de bel gaat, laten we de school in opperste verwarring achter. ‘s Avonds belt Marco. Hij heeft een 10 voor zijn spreekbeurt.

Een maandje of wat later zijn we met zijn drieën op een feest van Marco’s school. Remko en ik hebben ons geschoren. Overhempje, leuke spijkerbroek. We stevenen direct op de leraar af. “Herkent u ons nog?” De leraar kijkt troebel: “Nee, sorry”.

Als we het uitleggen, groeit een verbaasde glimlach op zijn gezicht. Tot slot vraagt Marco: “Spijt van die 10?” Dan kijkt de leraar ineens heel resoluut: “Integendeel. Niemand zal ooit vergeten wat anarchisme is.”