Wanneer mijn collega’s in een lange rij staan te dubben tussen saladebar en gehaktstaaf, sluip ik met een plastic tasje naar de kelder. Vrijwel niemand weet dat we een riante kleedruimte met douche hebben. Toch heeft iemand het allemaal met veel liefde aangelegd. Het doorschijnende douchegordijn met oceaanbeestjes in primaire kleuren ontroert me nog het meest. Aangezien ik nooit iemand tegenkom, ga ik er vanuit dat het allemaal speciaal voor mij is.
Snel kleed ik me om en dan dribbel ik stilletjes via ons fietsenhok naar buiten. Eenmaal op de Mauritskade waar auto’s ronkend voor het stoplicht staan, slaat mijn hart jubelend over. Hoewel het CAO-technisch gezien mijn rechtmatige lunchpauze is, voel ik me elke keer weer een spijbelende tiener.
Ik neem meestal dezelfde route, via het Vredespaleis door de Scheveningse Bosjes richting Scheveningen. Een tamelijk vieze naam, Scheveningse Bosjes: ik ga er vanzelf harder door lopen. Toch is het op een zomerse dag een opgewekt krioelen van gillende kinderen, loslopende hondjes en idem zakenlieden. Vandaag is het stil. De bomen staren me na als druipende skeletten, de lucht is vaalblauw met plukjes wolkengrijs.
In Scheveningen passeer ik een katholieke kerk, Sint Antonius Abt. Misschien komt het door het tijdstip, maar er is altijd een begrafenis aan de gang. Ik ga zo ver mogelijk aan de andere zijde van de weg lopen en probeer onzichtbaar te zijn. Het is een beetje zoals wanneer ik iemand in een rolstoel inhaal: mijn lichaam beweegt volledig naar mijn wil en ik voel me beschamend levend.
Als ik van de boulevard op het strand spring en de Noordzee zich voor me uitstrekt, is het gevoel van vrijheid optimaal. Ik houd onbeschrijflijk veel van de zee. Grinnikend denk ik aan mijn collega’s die nu een schriel plakje kaas uit een hermetisch gesloten cellofaan proberen te peuteren. Het is slechts een paar graden boven nul, maar drie golfsurfers deinen in de branding. Ook al ben ik geen golfsurfer – wel windsurfer overigens -, dit zijn mijn broeders en zusters. Ze grijpen het leven in volle glorie aan.
Mijn Nike Free 3.0 tekenen een lint van wafels in het natte zand. Twee weken geleden kocht ik deze wonderpantoffels in Hong Kong. Ik was er voor werk en sprak met mijn lokale collega’s over ons werk in China, het gevecht tegen armoede, voor mensenrechten. Terwijl de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vandaag 60 jaar bestaat, zal ik niet snel de angst in hun ogen vergeten om zich werkelijk uit te spreken.
En zo daalt er hier langs de vloedlijn zowaar een Kerstgedachte over me neer. Een beetje pathetisch is het wel. Voor volgend jaar beloof ik u onbekommerde hardloophumor – hebben we het al over sportbeha’s gehad? – maar voor nu: Free 9.0!