“Ga je mee hardlopen?”, vroeg mijn huisgenoot David.
“Ja, lachen”, zei ik want ik vond alles lachen in 1992.
David kwam uit Amerika en studeerde fysiotherapie in Nederland. Hij was pas 26 maar had in tegenstelling tot mijzelf een serieus verleden: getrouwd, gescheiden, verslaafd, afgekickt. “Mijn face stond stijf van de coke, terwijl ik met 250 kilometer per uur over de high road scheurde op m’n motorbike.”
Ik knikte van tjonge, jonge, nou, nou, maar wist niet of ik alles kon geloven. Niemand was gezonder dan David. Met zijn angstaanjagende spiermassa leek hij op Sylvester Stallone zonder die slordige hangwang. David at gekookte kipfilet en rauwe groente, hij dronk sinaasappelsap aangelengd met water. Het enige spoor van een duister verleden was zijn rechterhand: duim, wijsvinger, middelvinger, en dan een gruwelijk litteken. “Hoe dat is gekomen? You don’t want to know.”
Toen we de fietsen stalden bij Amelisweerd, stroomde het zweet al over m’n rug. David had flink doorgestoempt maar draalde geen moment en rende voluit het bos in. Het moet een hilarisch gezicht zijn geweest: een kleine action figure dribbelt voor een slungelige grunger uit. Ik was indertijd niet zo van het atletische. Als voorzitter van de studievereniging, gaf ik altijd het goeie voorbeeld, vooral om vier ‘s nachts. Toch ging het verdomd niet onaardig. Ondanks piepende longen en mopperende spieren, wist ik mijn lange staken zodanig heen en weer te zwaaien dat ik in het spoor van David kon blijven die met zijn korte, gewelfde hoefjes kilometer na kilometer wegroffelde.
Thuisgekomen kookte ik een grote pan pasta, nestelde me met een bord voor de televisie en viel pardoes in slaap. Toen ik wakker werd, was het donker en op mijn televisie –goeie ouwe tijd– niets dan ruis. Op mijn schoot bevond zich nog steeds het bordje pasta: ijskoud maar nog best lekker.
De volgende dag voelde ik me herboren. In de keuken liep ik David tegen het lijf.
“Misschien kun je volgende keer beter met iemand anders gaan trainen”, mompelde hij.
Verbaasd keek ik hem aan. En toen zag ik de wallen onder zijn ogen. Al die tijd in het bos waren de rollen omgekeerd geweest. Ik had niet geprobeerd hem bij te houden, hij was tot het uiterste gegaan om mij voor te blijven. Hij was uitgewoond en kreunde bij elke beweging.
“Ga anders op atletiek. Je bent een geboren hardloper.”

Ik moest aan David terugdenken toen ik Born to Run van Christopher McDougall las, het allermooiste hardloopboek dat ik ooit heb gelezen. Ben ik een geboren hardloper? Benieuwd naar wat er van David is geworden, googlede ik zijn naam en stuitte op talloze pagina’s wedstrijdresultaten, waaronder acht marathons en zelfs een hele triatlon. David woont in Florida en is running coach.