In de kantine van AV Phoenix slaat de lome rusthartslag van een handjevol lopers dat zwijgend nipt van koffie of sportdrank. Zes krasse knarren achter drie naast elkaar opgestelde kantinetafeltjes kijken me verwachtingsvol aan. Ik heb mijn naam, leeftijd, woonplaats, vereniging en licentienummer op een strookje gekrabbeld en overhandig het aan een man die voor zijn kruis een A4-tje heeft geplakt waarop met grote letters staat: Wedstrijd 10 KM. Hij ziet eruit alsof hij in het dagelijks leven duivenmelker is.

Volgt het joviale gesprekje. “Mogge, als mijn benen nog wakker willen worden doen we graag mee met de 10 KM wedstrijd”. “Nou, je hebt geluk, ik heb nog één nummer over.” De tafel ligt in een deuk. “Gelukkig dan maar dat ik gisteravond in mijn slaapzakje voor de deur ben gaan liggen.” Ik betaal snel de verschuldigde 5 euro voordat iemand aan de zuurstof moet terwijl de wedstrijd nog niet eens is begonnen.

Het is nog te vroeg om in te lopen en ik besluit op een bankje te gaan zitten langs de atletiekbaan. Op het moment dat mijn billen het hout raken vallen mijn ogen dicht en moet ik vechten om niet pardoes in slaap te vallen. Drie weken geleden heb ik er een zoon bij gekregen. Zijn bescheiden omvang staat niet verhouding tot de immense hoeveelheid werk die zijn komst heeft meegebracht. En dat terwijl die andere zoon net besloten heeft geen middagslaapjes meer te doen. Als mensen vragen hoe het gaat, zeg ik: het is als werken in continudienst, alleen zijn wij zowel de dag- als de nachtploeg.

In periodes van fysieke of mentale onzekerheden is de wens om regelmatig te lopen alleen maar vuriger. Dreig ik ziek te worden, ga ik lopen: bij thuiskomst val ik rillend in bed of is de ziekte vervlogen. Wanneer mijn lichaam na een lange vlucht op brute wijze ritme en tijd is ontnomen, zet een loopje de wijzertjes van de klok weer goed. Korte lontjes groeien weer aan, de ademhaling glijdt van mijn schouders naar mijn buik.

Zo ook nu. Er zitten lelijke happen in mijn nachtrust. Van diepe slaap en REM slaap komt weinig terecht. En die zijn nou juist nodig voor fysiek en mentaal herstel van ons wakkere leven. Tenminste, dat lees je in bladen en op websites voor jonge ouders. Aangeraden wordt elke dag een vast rustmoment te plannen. Volgzaam als ik ben, ben ik een keer op mijn werk klokslag om 1 uur op mijn bureau gaan liggen met de intentie om 2 uur diepe REM slaap te bemachtigen. Geen succes. Daarom zeg ik: vaders, om de dag minstens drie kwartier lopen.

De eerste kilometers gaan goed. (De eerste kilometers gaan altijd goed.) Langs de polderweg danst het fluitenkruid in de wind. Ik laat de kopgroep wijselijk gaan en zoek de rug van een iets minder afgetrainde soepkip. Zodra de kilometers vorderen en we naar de Vecht draaien bij Oud Zuilen, merk ik dat mijn ogen half dichtzakken achter mijn zonnebril. Mijn verstand gaat op nul. Het gebrek aan slaap heeft mijn gedachten stilgezet. Ergens in de verte tikken mijn oranje wedstrijdschoentjes tevreden op het asfalt. Ik loop alleen nog. Ik loop, dus ik ben.

Onder de populieren bij AV Phoenix kom ik abrupt uit extase. Achter me klinken de luider wordende voetstappen van iemand die me vlak voor de finish van mijn positie wil beroven. Grommend zet ik aan. In naam van mijn prille nageslacht red ik op het nippertje de eer.

38 minuten en een beetje. Je wordt ouder, papa. Wacht maar, over een maand gaat daar zeker weer een minuut vanaf. Terwijl ik vier bekertjes sportdrank achterelkaar naar binnen klots, zie ik de duivenmelker. We zwaaien vrolijk. Beter een duivenmelker in de hand dan tien in de lucht, schiet het door mijn hoofd. En zo is het maar net. Zeker als je loopt zonder REM.