-deze column was 21 september te horen en te zien in Tivoli. Utrecht-

Het is zondag 26 augustus 2007 en we zitten in de Heer, snackbar de Heer. Gepensioneerde echtparen vechten tegen de verveling met schepijs, friet en gehaktstaaf. Een grijze wolk boven de Laurentiuskerk van Varsseveld voorspelt de komst van een vroege herfst maar vooralsnog perst de zomer er een hete eindsprint uit.

In ditzelfde Varsseveld trad op zaterdag 13 februari 1999 het Poëziecircus op. Internet rakelt op dat ’s Herenswegen wit waren en dat het 15 graden vroor. Maar zelfs mijn zoon van drie weet dat de werkelijkheid niet bestaat uit feiten. In mijn geheugen staat het optreden gecodeerd als heet.

Halverwege de middag vertrokken we uit Utrecht. Martin Fraterman –de man die zo mooi praten kan– zat diep weggezakt in de bijrijderstoel van mijn rammelende DS. Met het gelaat van de dood vertelde hij dat hij dagen achtereen een bloedneus had gehad en daarom zijn strikte regime van zware shag en alcoholica tijdelijk had verlaten. De Lomboys, Lomboks leukste liedjesduo ooit, kraakten intussen blozend van gezondheid op de achterbank een zak chips.

De route naar Varsseveld is eenvoudig. A18 afrijden tot hij helemaal op is en dan rechtsaf bij het maisrassen-demoveld. De weg voert via kapsalon Ton Wensink, Kapper Weltevreden en Houwer Haarmode naar het kerkplein. Ik vermoed dat Varssevelders hun geloof belijden met hun kapsel. Vandaag heet de messias Guus Hiddink. Op een café hangt een nieuw plaatsnaambord: Hiddinktown. En even verderop is een museum ingericht voor de coach wiens snor ik nog altijd mis. Guuseum heet het. Jaja, iemand is heel creatief geweest.

We traden op in De Kwaksmölle. In tegenstelling tot Randstelijke theaters hier geen consumptiebonnen maar ongelimiteerd tanken aan de tap waardoor de afterparty al in volle gang was toen iemand meldde dat we mochten beginnen. Vlak voordat we het podium opstapten, vroeg ik of er eigenlijk publiek was. “Kiek maar voor oe self”, was het antwoord. Vanachter mijn tenorsaxofoon tuurde ik tegen de spots in. Afgeladen.

In 1859 bouwde H.H. Kreeftenberg een stenen molen voor Gerrit Kwak. De Kwaksmölle maalde koren tot 28 december 1945. In een zware storm brak de as en stortte de kap naar beneden. Na de oorlog deed de molen dienst als luchtwachtpost. En in 1972 werd de Kwaksmölle een sociaal cultureel centrum. Aldus het zeer volledige www.molens.nl: voor wie zich echt stierlijk verveelt.

Op deze hete zondagmiddag vindt voor de ingang van de Kwaksmölle de evaluatie van de jaarlijkse fietstoertocht plaats. Tien ernstig ogende mannen en vrouwen in rode T-shirts van de sponsor –ze vallen groot, hoor!– sommen op wat goed ging en zo te zien ook wat beter kon. We lopen een rondje om de molen. De rode T-shirts draaien nieuwsgierig met ons mee. Voor een 50-iger jaren arbeiderswoninkje zitten twee noestige oudjes in hun tuin. Dat wil zeggen, drie vierkanten meter tegels die plaats biedt aan twee eveneens noestige tuinstoelen en –hoe toepasselijk– een molentje. Als we passeren, komt de man gealarmeerd overeind. Zijn ruggengraat kraakt en ik meen zijn oude hart te horen overslaan. Met mijn linkerhand breng ik vlug een geruststellende groet. Mijn rechterhand heeft intussen 112 getoetst en hangt startklaar boven het groene knopje.

Bas Keizer presenteerde. Toen 25 en in opleiding, inmiddels topacteur en te bewonderen in heel wat theaterproducties en films. Met zijn lage stem nam hij het publiek in een warme omhelzing. Irene Annink zong als een Mexicaanse nachtegaal, waar ornithologisch gezien natuurlijk geen reet van klopt maar ze ging er wel naartoe, naar Mexico. Lejo’s Poppentheater stal de show. De kleintjes onder ons weten dat de poppetjes van Lejo’s handen met oogjes van pingpongballen dagelijks te zien zijn in Sesamstraat. En dan was er Erik Jan Harmens. Vandaag Nederlands allerbeste Slam Poet wiens roman net is verschenen. Maar voor mij nog altijd de zachte, tikje timide kameraad die op het podium als door de duivel bezeten tekeer ging: “ik wil een fles wijn leegdrinken maar met wie o wie”.

Na afloop dronken we geen fles wijn leeg. Wel glazen bier, gewoon met iedereen, Erik Jan. Het publiek verzamelde zich om ons heen. In de Randstad word je dan belaagd met meningen en adviezen van mensen die met hun eigen PR bezig zijn: “Ja, heel goed. Ikzélf zou wel de programmering net ietsje anders hebben gedaan”. In de Achterhoek is het leven simpel. Mannen en vrouwen stapten blijmoedig op ons af en zeiden “Machtig mooi” of “Ik vond er niks an.” En dan neem je gewoon weer samen een biertje.

Bij Chin. Spec. Rest. De Kersenbloesem draaien we Varsseveld weer uit. In het maisrassen-demoveld is een bord gestoken: “1 en 2 September NK Tractorpulling Varsseveld”. Ik trap het pedaal van de Peugeot 406 diep in.

Achter in de DS sliepen de Lomboys op de tonen met Miles Davis’ L’ascenseur pour l’echavaut. Voorin kibbelden Bas en ik of U2 bij een Snoek zou passen. Maar op het klaverblad bij Oud Dijk waar de A18 zich voegt in de A12 hield Bas zijn adem in. “Mooie bocht, Tim, mooie bocht.”