De ouders wachten op het pleintje tot de school uitgaat. In een fatsoenlijk rijtje bij de zandbak, want juffrouw Ingrid houdt van orde en maakt daarbij geen onderscheid tussen grote en kleine mensen.
“Hoe zullen we het eens doen vanmiddag?”, vraagt de moeder van Alex terwijl de kinderen naar buitenstromen. Ik heb geen flauw idee waar het over gaat, maar weet dat ik dit niet moet laten blijken. Mama Knaagdier, zoals ze bij ons over de tafel gaat, kijkt me priemend aan.
“Wij doen helemaal niks vanmiddag. Wat denk je wel!”, wil ik zeggen maar dan besef ik dat het gaat om een speelafspraakje voor de kinderen. Door mijn vriendin gemaakt en vast ook met mij overlegd. Klip en klaar, volgens het boekje. Als het er evenwel op aankomt, zal ik dit tot aan de hoogste rechter ontkennen.
“Ja”, zeg ik, “hoe zullen we het eens doen?”
Intussen rukt mijn zoon met zijn volle gewicht aan mijn pink en begint te janken als een in een donker bos achtergelaten tekkel: “Ik wil niet met Alex afspreken.”
Grommend slik ik een vloek weg: “Maar dat hadden we met Alex afgesproken.”
Mama Knaagdier dribbelt ongeduldig om ons heen: “Bij ons of bij jullie?”
“Niet bij ons, niet bij ons”, kermt mijn zoon en hij zakt dramatisch door zijn knieën op de grond.
“Komt dat voor jou uit?”, vraag ik zwakjes.
“Het moet maar”, zegt Mama Knaagdier met een grauw gezicht en ze sleurt Alex achter zich aan, “Drie uur, Polkahof 26.”
Stipt om drie uur – ik ben niet helemaal gek – staan we voor het huis van Alex. In het halletje mag ik afscheid nemen. Hoewel de moeder van Alex een stuk vriendelijker uit haar kraaloogjes kijkt, is ze geenszins van plan mij in hun holletje uit te nodigen. Ik haal opgelucht adem: onze Nederlandse gastvrijheid heeft ook voordelen. “Tot strakjes!”
De middag glijdt voorbij. Net als ik weer richting Polkahof wil vertrekken, gaat de bel. Mijn vriend Ivan, een massieve Kroaat, en zijn niet minder imposante zoon Mate staan voor de deur. We besluiten mijn zoon gezamenlijk op te halen.
Als we aanbellen bij Polkahof 26, hoor ik achter de deur twee paar kleine voeten die keihard over de trap omhoog roffelen. De moeder van Alex doet open met haar dreumes op de arm en schrikt.
Ivan die ook wel weet dat hij eruit ziet als een losgeslagen huurmoordenaar, steekt voorzichtig een hand naar voren: “Gallo, iek ben Ivan”. Het helpt niet. Toch zet de moeder van Alex haar dreumes op de grond en gaat naar boven. Mijn zoon halen.
Kwijl druipt in lange draden op de grond terwijl de dreumes naar het merkwaardige gezelschap staart dat opgepropt staat in het halletje. Boven klinkt klaaglijk gejammer maar na een paar minuten dalen Alex en mijn zoon de trap af. Triomfantelijk pakt de moeder van Alex haar dreumes weer op de arm, maar dan vliegen de jongens luid gillend weer naar boven. Dat laat Mama Knaagdier niet op zich zitten en grijpt mijn zoon met haar vrije arm in de kraag. Er ontstaat een worsteling op de trap en Mama Knaagdier begint te wankelen.
“Help, help”, roept Mama Knaagdier, “dit is niet handig!”
Snel trek ik mijn zoon uit de gevaarlijke worsteling. Ik hurk om zijn schoenen aan te doen. Maar dan duikt Alex met een gewaagde zweefvlucht van de trap op mijn rug en begint me met zijn kleutervuisten te bewerken.
“Dat doet ie de laatste tijd steeds vaker”, zegt zijn mama verontschuldigend.
Ik hou mijn kaken stijf op elkaar, strik snel de veters en breng dan wonderbaarlijk kalm uit: “Nou, heel erg bedankt. Volgens mij hebben jullie een leuke middag gehad.”
Thuis gekomen, slaan Ivan en ik snel drie bier achterover terwijl de kinderen als tevreden zombies naar een Dora DVD staren.
“Mars u pizdu materinu”, bromt Ivan.
Soms zou je het wensen.