Spiritualiteit
“Zo jongens, morgen is het Pinksteren”, zeg ik. Tibor, vier jaar, stuitert van de bank van het lachen: “Pinksteren? Dat is toch geen woord. Nee, dat kan zo niet. We noemen het Snokkie!” Ik weet even niets verstandigs en trek snel mijn Adidas Supernova Control aan.
Even later duw ik de jongens in de fietskar voor me uit. We gaan groente kopen bij De Aardvlo, een biologische tuin middenin Amelisweerd, ons bos, mijn loopparadijs. Na de intense fartlek van gisteren doe ik het rustig aan. Lekker weggezakt in gedachten. Hete lucht dwarrelt op uit het asfalt. Ik denk aan Snokkie. “Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen.” Dat moet ook een warm weekend geweest zijn.
Als de kinderen ’s avonds lief liggen te snurken, komt mijn vriendin thuis. Ze heeft een dag doorgebracht bij de Tibetaanse Lama Lobsang. Ik onderdruk een flauw grapje over Chinese thee die naar Hema-worst smaakt, want ze ziet er zo blij uit. Het was niks zweverigs, ze hadden zelfs gedanst op hippe muziek. Ik had His Holy Lama-ness vast leuk gevonden, want Lobsang zei: spiritualiteit is fysiek.
Als ik daarna naar een feestje in Amsterdam rijd, galmt de zin van Lobsang door mijn hoofd. En Bob Marley natuurlijk, want die hoort nou eenmaal bij het warme weer. Ik passeer de Rembrandt-toren. “29!”, schokt het vreugdevol door mijn lichaam. Kilometer 29 van de Amsterdam Marathon. Lobsang heeft gelijk.
De rest van het Snokkie-weekend besteden we grotendeels aan de oever van de Lek. Bootjes tuffen loom door de glinsterende rivier. Kinderen graven kanalen in de stinkende modder. Uit het water klinken hoge pretgilletjes. We zitten, doen niets en zijn uitermate tevreden. Tevreden met niets.
Wanneer de zon achter de ruisende populieren zakt en in vlekken op mijn buik danst, is het tijd om naar huis te gaan. Ik sjouw het gezin de auto in en zwaai uitbundig. Dan ben ik weg. De dijk voert naar de zon en al gauw brandt de Heilige Geest op mijn hoofd. Opgeschoten jongens gooien water uit hun verlaagde Opel Astra in mijn gezicht. “Verkoeling!”, brullen ze lacherig en geven gas. Het water druipt langs mijn zonnebril maar het raakt me niet. De Supernova’s tikken op het asfalt. Er is mijn adem. Meer niet.