Je mocht drie C-boeken en twee J-boeken van de bieb lenen. Ik was met zestien jaar enigszins laat in de ban van Thea Beckman, dus die C-boeken waren snel gekozen. Met de J-boeken lag het anders. J-boeken waren studieboeken en dus in essentie saai. Gelukkig waren er ook J-boeken over sport. En zoals altijd zocht ik naar een goed boek over windsurfen, de heroïne van mijn jeugd.

Elke ochtend liep ik vanuit bed direct naar mijn raam en tuurde ik naar de lucht: hoeveel Beaufort? Elk vrij uurtje stond ik op onze Wayler Breeze en later op mijn F2 Sunset Slalom. Ik had mijn kamer waterblauw geschilderd. Aan de muren geen Wham en Whitney Houston maar Robby Naish en Bjorn Dunkerbeck. En ik was voortdurend op zoek naar dat ene, ultieme boek met het grote geheim, de super truc, de tip aller tippen, waarmee ik me in een klap naast mijn surfhelden zou kunnen scharen.

Zoals altijd kwam ik bedrogen uit. Alle boeken die ze hadden, waren hopeloos achterhaald en bovendien kende ik ze allemaal van voor naar achteren en andersom. Dan maar iets over hardlopen. Dat deed ik namelijk ook. Zonder plan, zonder nadenken zelfs. Gewoon omdat mijn lichaam dat soms zonder aantoonbare reden van me verlangde. Ook een beetje omdat ik als enige de coopertest leuk vond en dan tot verrassing van iedereen en vooral van mezelf in de voorste regionen eindigde.

Titel en auteur weet ik niet meer. Het was een groezelig boekje vol onduidelijke zwart/wit foto’s van besnorde mannen in uiterst korte broekjes die koddige huppeltjes maakten en zich rekten in allerlei onmogelijke poses. Dat kon naar mening van een homofobe puber niet veel met hardlopen te maken hebben.

Maar bij het deel over ademhaling bleef ik hangen. Ik had een haast grenzeloos uithoudingsvermogen maar soms, op onverklaarbare momenten raakte ik kortademig en veranderde het lome zuchten in een gierende V-snaar. Later bleek dat ik een lichte vorm van astma heb. En nog later bleek dat dat niet erg was, want bij het Sport Medisch Advies Centrum haalden ze er een luie stoel bij toen ze mijn VO2 Max gingen meten en liep de score ver buiten de tabellen. En nog later verklaarde daarom een medecursist EHBO mij morsdood toen ze mijn rusthartslag en ademhaling had gepolst. En nog later, vandaag dus, blijkt dat Lornah Kiplagat precies hetzelfde heeft.

In het boekje werd geadviseerd om een vast ademhalingsritme te ontwikkelen, synchroon met het ritme van de benen. En wel door steeds een woord of zinnetje te herhalen dat goed in de pas loopt. Onvertogen ging ik ermee aan de slag. Wij waren destijds in de ban van Sky Channel. En vooral van de muziekshows waar een eindeloze stroom videoclips zonder ter zake doende informatie aan elkaar werd gepraat. Door Tony Blackburn bijvoorbeeld.

Tony Blackburn. Hoe vaak moet ik zijn naam sindsdien uitgesproken hebben? Miljoenen, misschien wel miljarden keren. Het is zeker dat ik zijn naam vaker heb gezegd dan Tony Blackburn zelf. Twee stappen en uitademen op Tony Black, één stap en inademen op Burn. Meestal onverstaanbaar en onbewust, soms duidelijk geprononceerd als ik loop op het randje van verzuring. Ik heb pogingen gedaan om een ander woord of zinnetje te vinden. Maar 11 marathons, vele wedstrijden en ontelbare trainingen later gaat Tony Blackburn nog altijd een paar duizend keer per week over de tong.

Op zoek naar het gewraakte boekje googlede ik vandaag “repeating word while breathing”. Ik belandde op obscure websites over “meditation to increase sexual pleasure”. Kijk, in principe ben ik daar natuurlijk een fervent voorstander van. Maar Tony Blackburn? Dat is toch een soort wandelend anticonceptiemiddel.

Daarom roep ik u toe: help! Mail me een gedichtje, liedje, naam van een lekker ding, vloek in een vreemde taal naar timvanderveer@hotmail.com. Let op: twee stappen uit, één stap in.